Een Bijbelse kijk op Israël

zondag 26 december 2010

"Koning van de Joden" (1)

In Bethlehem staat de Geboortekerk, bij het Kribbeplein. Het is waarschijnlijk de oudste kerk ter wereld, gebouwd door Constantijn de Grote, de eerste christelijke Romeinse keizer, in het jaar 325. De Perzen hebben drie eeuwen later de meeste kerken in het Heilige Land verwoest, maar deze hebben ze gespaard. Waarom? Omdat ze in het mozaïek op de gevel een afbeelding zagen van mensen in Perzische klederdracht. Deze dwazen uit het Oosten die plunderend door het land trokken, herkenden ze hier plotseling iets van thuis! in de Wijzen uit het Oosten. Stel je voor, dat wij een paar Hollandse klompen zagen staan naast de kribbe… dat geeft een schok: hier is iets gebeurd dat wat met ons te maken heeft…

Ze zochten ‘de Koning der Joden’. Dertig jaar later zal dat als opschrift prijken boven het Kruis. Geschreven door een heiden… Dat is dan wat Hem ten laste wordt gelegd: dat Hij Zichzelf tot koning heeft gemaakt. Als het aan Herodes had gelegen, was het zover niet gekomen. Hij had het Licht der wereld nu reeds willen doven. Maar dat gebeurt niet, dat kan niet: ‘Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen’ (Joh. 1:5).
De 'wijzen' zijn langs een andere weg naar het Oosten teruggekeerd. Terwijl Herodes tevergeefs wacht, hebben Jozef en Maria de tijd om met het Kind een veilig heenkomen te zoeken. Herodes verneemt niets meer van hen en dat maakt hem razend, want hij is niet anders gewend, dan dat iedereen hem slaafs gehoorzaamt. En in Bethlehem gebeuren verschrikkelijke dingen. Want Herodes houdt niet van half werk. Elke mogelijke rivaal moet uit de weg geruimd worden. Al begrijpt geen weldenkend mens hoe een baby een bedreiging zou kunnen vormen voor de troon van Herodes, die dan zelf al 70 jaar is. Maar Herodes denkt niet logisch na, die is bezeten en gaat tekeer als een wild beest.
Wat zal er in Bethlehem gehuild en geschreeuwd zijn! Het doet Mattheüs denken aan woorden uit Jeremia 31: ‘In Rama hoort men klagen, bitter treuren. Rachel beweent haar zonen, zij wil niet worden getroost. Haar kinderen zijn er niet meer.’
In Rama, vlakbij Bethlehem heeft Jakob zijn lievelingsvrouw begraven.
Toen in de tijd van Jeremia het volk gedeporteerd werd naar Babel, stonden degenen die in het verwoeste land achterbleven de ballingen na te staren en riepen: Die komen nooit meer terug! God heeft dat wel beloofd, maar Hij kan zo veel beloven!!!
De profeet dacht toen: Het lijkt wel of aartsmoeder Rachel uit haar graf is opgestaan en hier zelf treurt; ze weigert getroost te worden. Bethlehem weigert getroost te worden en Rachel staat als een spookverschijning op de heuveltop, net als het beeld van Zadkine in Rotterdam, met de handen omhoog en een gat in plaats van een hart. Rachels hart ligt aan scherven en ze schreeuwt het uit.

Het profetische woord wordt geciteerd. De geschiedenis herhaalt zich. Maar let op Mattheüs’ woorden: de Naam van God wordt er niet bij genoemd. Anders dan bij andere citaten uit de profeten, lezen we hier niet, dat ‘dit gebeurde, opdat de profetie vervuld werd.’ Het is geen vervulling in de gebruikelijke zin van het woord. Gods Naam mag aan deze gebeurtenis niet verbonden worden; Hij zit hier niet achter. Hier wordt slechts duidelijk, wat er gebeurt wanneer mensen de duisternis niet weerstaan. Dan herhaalt de geschiedenis zich en worden onschuldige kinderen opgeofferd ten behoeve van de machtswaan van wereldbeheersers. Dat was 2000 jaar geleden zo, dat was 65 jaar geleden zo en dat is vandaag nog net zo.
Het is te begrijpen als Joden nu nog zeggen: Wat willen jullie toch met je Verlosser als er sinds zijn komst niets veranderd is? De kindermoord in Bethlehem was nog maar het begin; kinderspel, vergeleken bij de Kruistochten en vergeleken bij Auschwitz.
De klacht van Rachel mag klinken. Het mag van God. Schreeuw het maar uit! Laat je maar gaan! God kan er tegen!

‘Rachel weigert zich te laten troosten.’ - is er dan wel troost?
Terwijl het gejammer en geklaag in het Durchgangslager Rama niet van de lucht is, mag de onheilsprofeet Jeremia namens God NU die ballingen en de achterblijvers toch hoop geven: Maar dit zegt de HEER: Huil niet langer, droog je tranen. Je kinderen zullen terugkeren uit het land van de ballingschap. Je hebt een hoopvolle toekomst!
Je kinderen keren naar hun eigen land terug. We weten dat het is gebeurd: ruim 70 jaar later kwam er een eind aan de Ballingschap.

Bethlehem weigert zich te laten troosten - is er dan wel troost?
Ja, toch wel. Bethlehem heeft als eerste plaats in de wereld het Kerstevangelie gehoord. De herders hebben het overal bekendgemaakt. Later kwamen de Wijzen uit het Oosten. Dat was de tweede Kerstpreek die Bethlehem te horen kreeg.
Er ìs Toekomst, juist omdat dat éne kleintje niet werd gepakt maar veilig aankwam in Egypte; om straks als volwassen man een nog veel vreselijker dood te sterven aan het kruis. Hij werd gespaard voor het zwaard van Herodes omdat het kruis van Pilatus hem wachtte. Om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel en zo allen te bevrijden van de dood. Om ballingen terug te brengen uit de slavernij van de zonde. Ook tot Rachels troost.
En eenmaal zal Hij alle tranen afwissen.

Geen romantisch kerstverhaal…
We staan nog helemaal aan het begin van het Evangelie, maar meteen wordt ons duidelijk gemaakt hoe het met de zaak van Jezus Christus staat.
Mattheüs 2 wil ons duidelijk maken, dat God de geschiedenis leidt. Hij is machtiger dan het kwaad. De machten van de duisternis gaan verschrikkelijk tekeer, maar ze kunnen niet ongestoord hun gang gaan. Ze zullen overwonnen worden, maar er is nog veel strijd. Herodes zaait dood en verderf en sterft korte tijd later zelf ook. De macht van de duisternis is niet blijvend, heeft niet het laatste woord, maar moet ten onder gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten