Een Bijbelse kijk op Israël

dinsdag 21 januari 2014



Vier misleidende kaartjes, die worden gebruikt als het visitekaartje van de pro-Palestijnse desinformatiecampagnes.
Het probleem met deze kaartjes is dat ze elk iets anders voorstellen (demografie, staatsgrenzen ...) en dus in tegenstelling tot wat ze suggereren niet een bepaalde ontwikkeling illustreren. Er worden appels met peren vergeleken.
Voor ik op elk kaartje apart inga eerst even dit: in 1947 woonden er ongeveer 1,2 miljoen Palestijnse Arabieren in het gebied dat op de kaartjes zichtbaar is, in 2013 zijn dat er meer dan 5 miljoen. Er is dus helemaal in elk geval geen sprake van een Palestijnse bevolking die langzaam in het niets verdwijnt ...

Dan nu de kaartjes één voor één:
1. De eerste kaart lijkt een demografische voorstelling weer te geven, maar is om twee redenen erg misleidend. Om te beginnen de naam van het gebied. "Palestine" was in 1947 de naam van een regio, die onder het Brits gezag viel. Er is op dat moment geen staat die wordt gecontroleerd door de Palestijnse Arabieren. Het tweede probleem met deze kaart is dat men "Palestijns land" definieert als de negatie van Joods land; elk perceel dat geen persoonlijk eigendom is van een Jood, is volgens het kaartje "Palestijns". Dit is onzin: er waren gronden die eigendommen waren van Joden, gronden die eigendommen waren van Arabieren en gronden die niemands eigendom waren, in de Negev (bijna de helft van de kaart!) gaat het over meer dan 80% "niemandsland".... Door dat in te kleuren als "Palestijns" geeft men de indruk dat de Palestijnen in 1947 veel meer grond bezaten dan wat in de werkelijkheid het geval was. Daardoor krijg je de indruk dat ze veel meer verloren dan in werkelijkheid.
http://en.wikipedia.org/wiki/File:Palestine_Land_ownership_by_sub-district_(1945).jpg

2. Deze kaart geeft correct het verdelingsplan van de V.N. uit 1947 weer, nuance is dat het Arabische gedeelte toen niet "Palestine" werd genoemd omdat dit de naam was van het hele gebied en de Joden in het Britse Mandaatgebied ook “Palestijnen” waren. Dit verdelingsplan is nooit werkelijkheid geworden. Het is daarom buitengewoon vreemd om het deel dat door de V.N. werd aangewezen als bestemd voor een Arabische staat ‘Palestijns gebied’ te noemen.

3. Hier zien we situatie tussen 1948 en 1967, maar het is een leugen om de ‘Westbank’ en Gaza als "Palestinian land" worden benoemd, terwijl ze gewoon bezet waren door respectievelijk Jordanië en Egypte, dictaturen die de lokale bevolking geen enkele autonomie verleenden. Tweede kanttekening is dat hier een duidelijk verschil is met kaart 1 die demografisch van aard was. Tussen 1947 en 1967 woonden nog steeds ongeveer 20% Palestijnse Arabieren in het Israëlische grondgebied, terwijl het Jordaanse en Egyptische "Palestine" (inclusief Oost-Jeruzalem) volledig etnisch gezuiverd waren van Joden.

4. De laatste kaart is dan weer staatkundig van aard. In Gaza en Area A en B van de Westelijke Jordaanoever hebben de Palestijnen voor het eerst in eeuwen een vorm van zelfbestuur. Dat betekent dus een enorme vooruitgang ten opzichte van het verleden, maar door de misleidende opeenvolging van kaartjes komt het over als een achteruitgang. Intussen wonen er ook meer dan 1,5 miljoen Arabieren in het witte gedeelte binnen de Israëlische staatsgrenzen; deze Palestijnen worden volledig genegeerd in deze kaartjes.
M.a.w. deze reeks van kaartjes is niet meer dan misleidende propaganda, en de mensen die hier intrappen bewijzen hiermee enkel hun verpletterende vooringenomenheid.

maandag 20 januari 2014

Kerk tegen Israël

Ik vind het bedroevend wanneer de Protestantse Kerk in Nederland steeds maar wil opkomen voor ‘internationaal recht’. Theologen schijnen zichzelf tegenwoordig steeds vaker te beschouwen als juridische specialisten; of ze doen niet anders dan zovelen: nababbelen wat ze in de media horen.
Ik ben als predikant werkzaam in een kerkgemeenschap die steeds meer wordt beïnvloed door de Palestijnse bevrijdingstheologie van Sabeel. In deze theologie wordt niet langer uitgegaan van een Bijbelse verbondenheid van het Joodse volk met het Heilige Land. Vervolgens wordt de Bijbel er aan de haren bijgesleept om het eigen gelijk te onderstrepen.
Vanwege de landelijke kerk is steeds vaker te horen, dat we onze Israëltheologie moeten herzien. Theologen menen met de Bijbel in de hand te kunnen beweren dat de Landbelofte, door de Eeuwige in de Heilige Schriften van Israël (die door de Christelijke Kerk ten onrechte worden aangeduid als “Oude Testament”) vele tientallen malen herhaald, nu niet meer geldt. Conclusie: het Nieuwe Testament verklaart het Oude Testament ongeldig???
De Kerk moet zich niet laten leiden door slogans uit het politieke debat of uitspraken van de Verenigde Naties. Zij heeft uitsluitend de roeping de beloften van God te proclameren, opdat iedereen hoort dat God nooit op zijn beloften terugkomt. Als dat wel zou kunnen, welke garantie is er dan dat Hij zijn beloften uit het Nieuwe Testament niet op zeker moment weer intrekt en het bloed van Christus ons toch niet reinigt of zo, omdat de Kerk het heeft verbruid in haar pikzwarte geschiedenis?
God heeft Israël eens en voorgoed als zijn volk uitverkoren en de landbelofte geldt onverkort voor het gebied dat de Eeuwige ooit aan Abraham, Isaäk en Jakob heeft toegewezen. Anders blijkt Hij onbetrouwbaar te zijn en is Hij dus geen God.

woensdag 15 januari 2014

Nederzettingen Israël niet illegaal

14-01-2014 17:00 | Dr. Matthijs de Blois; opiniestuk Reformatorisch Dagblad

Een boycot van Israël om nederzettingen in omstreden gebied is juridisch gezien onterecht, stelt dr. Matthijs de Blois.
Nederlandse bedrijven en instellingen (Royal Haskoning, Vitens en PGGM) hebben recentelijk besloten hun samenwerking met Israëlische partners te beëindigen met een verwijzing naar internationaal recht. Ze willen betrokkenheid bij projecten in de wat meestal genoemd worden ”bezette” gebieden en ”illegale” nederzettingen kennelijk vermijden. Deze benadering past helemaal in de huidige BDS-campagne (”Boycot, Divestment and Sanctions”) tegen Israël. De verwijzingen naar het internationaal recht zijn echter zeer aanvechtbaar. De gebieden kunnen namelijk niet zomaar als bezet worden gekwalificeerd en de nederzettingen niet als illegaal.

Omstreden gebieden
Eerst over de gebieden. Na de Zesdaagse Oorlog in juni 1967, waarin Israël zich moest verdedigen tegen Arabische staten, kwamen Judea en Samaria, inclusief Oost-Jeruzalem, in Israëlische handen. Dit was gebied ten oosten van de in 1949 tussen Israël en Jordanië overeengekomen wapenstilstandslijn. Zij worden sindsdien meestal aangeduid als ”bezette gebieden”.
Dit is mijns inziens ten onrechte, in de eerste plaats vanwege het Palestinamandaat van de Volkenbond uit 1922, dat via de overgangsregeling in het VNHandvest (artikel 80) nog steeds relevant is. Hierin wordt de vestiging van het Joodse nationale tehuis voorzien in het gehele gebied tussen de Middellandse Zee en de Jordaan. Deze gebieden maken in dit perspectief deel uit van de staat Israël. Ze vormen ook het historische ‘hart’ van het land.
Israël heeft er overigens, afgezien van Oost-Jeruzalem, geen soevereiniteitsclaim op laten gelden. Ze zijn op basis van de Osloakkoorden met de Palestijnen inzet van onderhandelingen over de definitieve status. Voorlopig geldt er een regime waarbij Palestijns zelfbestuur is ingevoerd in Judea, Samaria (Westbank) en de Gazastrook, met behoud van de verantwoordelijkheid van Israël voor de externe veiligheid en de bescherming van de Joodse nederzettingen.
Verder moet worden opgemerkt dat Israël toen het zich in 1967 opnieuw moest verdedigen tegen Arabische agressie niet het grondgebied van andere staten heeft ingenomen; het ging om gebieden die Jordanië en Egypte in 1948 zonder rechtsgrond hadden bezet na een agressieoorlog. De in artikel 2 van de Vierde Geneefse Conventie voorziene situatie van bezetting van een gebied van een verdragspartij (Jordanië of Egypte) door een andere verdragspartij (Israël) deed zich dus niet voor.
Het internationaal recht veroordeelt agressie (art. 2 lid 4 VN-Handvest) maar laat het gebruik van geweld ter zelfverdediging toe (art. 51 VN-Handvest). Zoals Schwebel, ooit president van het Internationaal Gerechtshof, heeft gesteld, is het relevant om vast te stellen of een gebied verworven is in een agressieoorlog dan wel in een verdedigingsoorlog. Hij erkent het beginsel dat het verwerven van gebieden door middel van oorlog ontoelaatbaar is. Maar vanwege het nog algemener beginsel dat er geen recht ontleend kan worden aan onrecht komt Schwebel toch tot de conclusie dat de claim van Israël relatief gezien sterker is dan die van Egypte en Jordanië. Van een ‘Palestijns volk’ was in 1967 nog geen sprake. Pas later zijn de claims van Palestijnse Arabieren in termen van zelfbeschikkingsrecht geformuleerd.
Om deze en meer redenen moeten we ten aanzien van de in 1967 door Israël verworven gebieden concluderen dat de kwalificatie ”bezette gebieden” niet op haar plaats is. Het is daarom zuiverder om te spreken van ”betwiste” of ”omstreden” gebieden.

Nederzettingen
Het voorgaande is van belang voor de status van de Joodse nederzettingen in de omstreden gebieden. Door de critici van Israël worden deze als een ernstige inbreuk op het internationaal recht gezien en als een voornaam obstakel op de weg naar vrede in het Midden-Oosten. Dat standpunt is niet terecht.
De nederzettingen bevinden zich op het oorspronkelijke gebied van het mandaat. Krachtens artikel 6 van dit mandaat hebben Joden het recht zich hier te vestigen. In de tot dusverre met de vertegenwoordigers van de Palestijnse Arabieren gesloten akkoorden worden de nederzettingen dan ook niet als illegaal bestempeld. Het in 1995 tussen Israël en de Palestijnse Arabieren gesloten interim-akkoord over de Westbank en de Gazastrook bepaalt uitdrukkelijk dat Israël verantwoordelijk is voor de veiligheid van de nederzettingen.
Tegenstanders stellen dat de nederzettingen in strijd zijn met het in artikel 49 lid 6 van de Vierde Geneefse Conventie aan een bezettende macht opgelegde verbod om delen van zijn eigen bevolking te deporteren of te verplaatsen naar bezette gebieden. Achtergrond van deze bepaling is echter de massale nazi en Sovjetpraktijk. Zij deporteerden delen van hun eigen bevolking naar bezet gebied om politieke en raciale redenen, of om die gebieden te koloniseren. Als Joodse settlers zich op basis van het mandaat vrijwillig vestigen, is er van een gedwongen deportatie of verplaatsing echter geen sprake.

De auteur is als universitair docent verbonden aan de afdeling staatsrecht, bestuursrecht en rechtstheorie van de faculteit rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht.