Een Bijbelse kijk op Israël

woensdag 10 november 2010

‘Och, dat Gij de hemelen scheurdet...’

‘Midden in de winternacht ging de hemel open’, aldus een oud Kerstlied: toen de Messias als mens op aarde kwam.
De hemel was al eerder opengegaan: toen de Eeuwige in volle glorie neerdaalde op de Sinaï en zijn volk de Tora schonk.
Maar verder bleef de hemel aldoor gesloten.
Eeuwenlang riepen de Joden ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’ – geen antwoord. Geen toekomst meer?
Pas toen zijn volk in de hel van de shoa bijna werd uitgeroeid, toen is God opgestaan om Zich over Sion te ontfermen (Psalm 102:14).

Vorige maand ben ik met mijn gezin viermaal mee de muren van Jeruzalem op geweest, om Gods beloften van Israëls herstel te proclameren (www.neverbesilent.org).
Met eigen ogen hebben wij het fysieke herstel van Sion aanschouwd. Het wachten is op het geestelijk herstel, wanneer de sluier wordt weggenomen en zij haar Messias zal herkennen.
Dan gaat de hemel open.

In de overtuiging dat ze voor Israël in de plaats gekomen was, vertrouwde de Kerk eeuwenlang op haar eigen kracht. Maar losgesneden van de edele olijf waarop ze geënt was, heeft ze geen deel meer aan de saprijke wortel en sterft ze af; is voor haar nog herstel mogelijk?
Op het moment dat zij terugkeert naar haar wortels. Dan wordt vervuld wat is voorzegd in Jesaja 25:7 ‘En Hij zal op deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de bedekking, waarmee alle volken bedekt zijn.'
Dan gaat de hemel open.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten