Wie met zijn hele hart in Hem gelooft, kan dat moeilijk begrijpen, maar al vanaf het begin van het Evangelie is er Weerstand tegen Jezus, zijn er die tegen Hem in opstand komen.
- Demonen zijn de eersten die tegen Hem tekeer gaan; die doen dat omdat ze in Hem hun meerdere herkennen en weten dat hùn laatste uur geslagen heeft.
- In Nazareth, waar Hij niet geboren is maar wel getogen, wordt Hij eruit gegooid; omdat Hij weigert zijn eigen stadsgenoten schouderklopjes te geven.
- Dan zijn er ‘Schriftgeleerden’ die problemen hebben met wat Hij zegt en doet: wat verbeeldt Jezus Zich wel? Is Hij soms God, dat Hij zonden zou kunnen vergeven? Ze willen Hem graag in de val laten lopen, zodat ze Hem kunnen aanklagen, bijvoorbeeld voor het schenden van de Sabbat. En als Hij Zich niets van hen aantrekt, zijn ze woedend en overleggen ‘wat ze met Jezus zullen doen’ (lees: hoe ze van Hem af kunnen komen). Want Hij is in hun ogen een Godslasteraar en een wetsovertreder.
Jezus hééft vijanden. Maar Hij heeft in het Evangelie ook heel veel volgelingen, massa’s mensen lopen achter Hem aan. Op een gegeven moment kiest Hij er twaalf uit om speciaal zijn leerlingen te zijn. Hen stuurt Hij er ook op uit om met zijn gezag het Koninkrijk te verkondigen en in Zijn Naam wonderen te verrichten.
Op grond waarvan koos Hij nou juist deze Twaalf? Het is een bont gezelschap, totaal verschillende karakters en allemaal mensen met hun tekortkomingen en eigenaardigheden.(Andere mensen bestaan trouwens niet.)
Maar het grootste raadsel is: waarom koos Hij ook Judas? Jezus wist toch alles? Dan wist Hij dus ook van tevoren dat het Judas was die Hem zou overleveren.
Wie is die Judas eigenlijk?
Zijn naam is de vergrieksing van Jehuda of Juda; een van de meest voorkomende Hebreeuwse namen. Een van de grote zonen van Jakob, een van de twaalf stamvaders van het volk. Het woord ‘Jood’ is zelfs van deze naam afgeleid. Nog een van zijn discipelen heette ook zo. En een zoon van Jozef en Maria droeg die naam; een van de broers van Jezus, van wie Mattheüs zegt dat ze niet in Hem geloofden; maar later wèl: het voorlaatste Bijbelboek, de Brief van Judas is van zijn hand.
Om hem niet te verwarren met al die andere personen met dezelfde naam, wordt aan zijn naam steeds ‘Iskariot’ toegevoegd. Een gebruikelijke verklaring van die bijnaam is, dat hij deel uitmaakte van de Zeloten, verzetsstrijders tegen de Romeinse bezetting van het Joodse land. Een bepaalde afdeling van de Zeloten werden ‘sicariërs’ genoemd; dat woord betekent: ‘dolkman’. ‘Iskariot’ zou een Hebreeuwse weergave van ‘sicariër’ kunnen zijn. En als Judas Iskariot banden had met die verzetsstrijders, was hij onder de leerlingen van Jezus waarschijnlijk niet de enige. Een van hen wordt aangeduid als ‘Simon de Zeloot’. En een van hen die bij Jezus waren (was het Simon Petrus?), blijkt een kort zwaard bij zich te dragen en is ook bereid dit te gebruiken, wanneer ze Jezus gevangen komen nemen. (Maar Jezus zegt dan:
‘Breng uw zwaard weer op zijn plaats, want allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen.’ (Mt. 26:51v)) In tegenstelling tot de Zeloten propageert Jezus geweldloosheid. Alles wat Jezus zegt, wijst erop, dat Hij géén aardse koning wil zijn: ’Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld’, het wordt niet tot stand gebracht met wereldse middelen. Hij wil allereerst de Koning worden van ons hart.
In de geschiedenis van de Kerk is Judas er wel heel slecht afgekomen. Wie zou ooit zijn kind nog Judas noemen? Hij werd zo’n beetje de verpersoonlijking van de duivel zelf! Judas heeft wel een heel slechte naam gekregen. Als je iemand echt wil uitschelden moet je hem een Judas noemen.
Judas werd in de verhalen steeds zwarter afgeschilderd. Dat zou op zich nog niet zo erg zijn, maar Judas werd ook gezien als de Jood bij uitstek. Christenen zagen in de Middeleeuwen Judas als de vertegenwoordiger van alle Joden; en zij hebben de Messias verworpen! Een volk van verraders. Als de pastoor goed had uitgehaald tegen Judas in de week voor Pasen, dan konden de Joden wel oppassen! In de Middeleeuwen gingen veel christenen op Goede Vrijdag op Jodenjacht!
Tegenwoordig willen sommigen Judas zien als een willoze pion in een goddelijk plan. Dit alles móest immers gebeuren?! Jezus móest toch lijden en sterven, om ons te verlossen?
Een extreme visie hiervan werd aangehangen door de gnostische sekte uit de 2e Eeuw waaruit het zogenaamde Evangelie naar Judas voortkwam, waarvan de vertaling een paar jaar geleden met veel bombarie gepresenteerd werd in de pers. Daarin is Judas de beste van alle discipelen en wordt hij vereerd, als oorzaak van de kruisdood van Jezus waardoor Hij ons redde! Zijn verraad wordt als "mysterie van het verraad" tot een deugd verklaard.
Boeiend misschien, maar strijdig met het Evangelie. Judas moet niet opgehemeld worden, het Evangelie is er heel duidelijk over dat hij een groot kwaad heeft gedaan. Jezus Zelf zegt in het Evangelie, dat is opgetekend door Mattheüs en Markus, dat het beter was geweest als Judas nooit geboren was!
Maar God heeft het kwade ten goede gekeerd en door de dood van zijn Geliefde Zoon de wereld met Zich verzoend. Dat had geen mens kunnen verzinnen…
Je bent verantwoordelijk voor wat je doet met je leven, met Jezus, met het Evangelie.
Nee, ik zeg niet dat dat gemakkelijk is; dat geloven in Jezus, en zeker in een gekruisigde Jezus, simpel is; dat dood en opstanding vanzelfsprekend is. Dat is het allemaal niet. Want ten diepste is en blijft het hele Evangelie om het netjes te zeggen een zeer wonderlijk verhaal. Voor de wereld is het Evangelie Dwaasheid, schrijft Paulus aan de Korinthiërs; het is niet logisch, niet natuurlijk.
Met blijdschap nemen de overpriesters en hoofdmannen Judas’ aanbod aan. En ze besluiten om Judas ervoor te betalen; daarover waren ze het snel eens. Hebzucht was Judas’ zwakke punt. Geld is een van satans beste wapens om gelovigen in het verderf te storten.
‘De wortel van alle kwaad is de geldzucht’ (1Tim. 6:10). Volgens de evangelist Mattheüs, die meer Joodse details weet, kreeg Judas ‘30 zilverlingen’. De priesters kozen voor Jezus symbolisch de prijs van een slaaf, zoals door Mozes vastgesteld in Exodus 21; dat komt overeen met ongeveer een maandloon.
Uiteindelijk is het Judas die Jezus aan zijn tegenstanders heeft overgeleverd.
Maar had niet elk van de discipelen een Judas kunnen zijn? Als Jezus bij zijn laatste maaltijd met zijn leerlingen zegt: een van jullie zal Mij verraden", dan denkt niemand: O, Hij bedoelt natuurlijk Judas! Nee, ze worden bedroefd en dan vragen ze allemaal: "Ik toch niet Heer?!"
Zou ieder van ons niet in staat zijn de Heer te verloochenen en te verraden?
Wie beschuldigend naar Judas wijst, wijst tegelijk ook naar zichzelf. Want op allerlei manieren wordt Jezus nog steeds verraden!
‘Ik wil wel geloven, maar dan moet de Heer wel doen wat ik wil. Anders geef ik er de brui aan.’
En: ‘de kerk moet wel zo zijn, als ik het wens. Anders haak ik af.’
Wil uiteindelijk niet iedereen de Heer zo voor z’n eigen karretje spannen? Maar daar leent Hij Zich niet voor! Kijk eens wat er terechtkomt van de wereld en van de Kerk!
Geldt ook voor òns niet, net als voor de mensen in de tijd van de Bijbel, dat we eigenlijk geen raad met Hem weten? Maar Godzijdank weet Hij wel raad met ieder van ons. Ook al zijn wij nog zulke moeilijke mensen; ook al wankelt ons geloof. Als wij maar erkennen, dat we Hem nodig hebben; dan kan Hij wat met ons beginnen!