Volgens Genesis 1 sprak de Schepper: "Er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Ze moeten de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren, en ze moeten dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde." En zo gebeurde het. (Genesis 1:14-15)
De oudste kalenders van de mensheid zijn allen maankalenders. Een maand is de tijdsduur van één omwenteling van de maan om haar as en eveneens van de omloop van de maan om de aarde; dat duurt ongeveer 29 ½ dag en daarom duren de maanden van een maankalender afwisselend 29 en 30 dagen. Joden en moslims maken vandaag de dag voor hun religie nog steeds gebruik van een maankalender. De islamitische kalender is niet verbonden aan de seizoenen, en wijkt per jaar 11 dagen af van een zonnejaar. Zo verschuift bijvoorbeeld ook de vastenmaand ramadan door het hele zonnejaar. De Bijbelse kalender is een maankalender die wordt gecorrigeerd om aan te sluiten op het zonnejaar; regelmatig wordt een schrikkelmaand toegevoegd. Dat dit in de Bijbelse tijd ook al zo was, is op te maken uit gegeven uit het boek Exodus: vooraf aan de Uittocht uit Egypte lezen we bij de instructies voor het Pesach (Ex. 12:2): ‘Voortaan moet deze maand bij jullie de eerste maand van het jaar zijn.' In 13:4 wordt deze maand (die vandaag de dag nisan heet) 'aviv' genoemd; dat betekent: Lente; dat moet betekenen dat deze maand altijd in de lente viel.
Onze naaste buur in het heelal heeft altijd erg tot de verbeelding gesproken. Geloofd werd, dat de grote cycli in de natuur afhankelijk waren van de maancyclus. In de mythologie is zij daarom vaak geassocieerd met goden en godinnen.
De stad Ur (uitspraak: 'Oer') was een van de belangrijke steden in de Sumerische beschaving, de bakermat van de westerse beschaving. (De staatkundige opvolger van het Sumerische rijk is Babylonië; in de Bijbel worden de Babyloniërs lange tijd aangeduid als "Chaldeeën".). Deze stad aan de Eufraat, in het zuiden van het huidige Irak, was het centrum van de Maancultus. De tempel voor de maangod werd daar gebouwd in de 21e eeuw voor het begin van de christelijke jaartelling. In diezelfde eeuw werd in die stad Abram geboren, de stamvader van het Joodse volk, en van vele volken; met zijn vader, zijn neef en zijn vrouw vertrok hij daar en kwam in Haran terecht, vlakbij het drielandenpunt van het huidige Irak, Turkije en Syrië. Ook in Haran werd de maan als een god vereerd. In Haran riep de Eeuwige hem op om alles achter zich te laten en op reis te gaan met onbekende bestemming. Behalve met zijn land en zijn familie, breekt Abram dus ook met zijn goden en geeft gehoor aan de hem tot dan toe onbekende God van hemel en aarde.
De verleiding om net als alle volken rondom de hemellichamen te vereren, is steeds groot geweest. Daarom lezen we in Deuteronomium 4:19: En als u omhoog kijkt en de zon, de maan en de sterren ziet, al die lichten aan de hemel, laat u er dan niet toe verleiden daarvoor neer te knielen en te vereren wat de HEER, uw God, voor de andere volken op aarde heeft bestemd.
In de 4e Eeuw heeft de Kerk als een van de maatregelen om zichzelf te ‘ontjoodsen’ de Bijbelse maankalender vervangen door de heidense zonnekalender. Zonder de maankalender is het ook niet mogelijk zich aan de o.a. in Leviticus 23 voorgeschreven hoogtijdagen van de Eeuwige te houden. Dat deed de Kerk dan ook niet langer en ze diskwalificeerde ze als ‘Joodse feesten’. Eens zal echter al wat leeft de nieuwemaansdagen en de Sabbat vieren, niet alleen de Joden, maar de hele mensheid! Want er staat geschreven: “Zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor Mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord van de Eeuwige, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan. En het zal geschieden van nieuwemaan tot nieuwemaan en van Sabbat tot Sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor Mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Eeuwige!” (Jesaja 66:22-23). Is dat geen prachtige belofte?
10 uur geleden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten